Mijn inspiraties.


1. De tijd en de kracht van de natuur.

Ik bewonder de creatieve inwerking van de tijd en van de kracht van de natuur  op landschappen en rotsformaties, maar ook voor hun kleine kunstwerkjes in  een verloren steen, een losgeraakte boomwortel of een door de bliksem uiteengereten boomstam.


Maar ook in de afwerking van de tekstuur  is de natuur kunstenaar;  afgesleten, uitgehold, uiteengereten, gespleten, gepolijst, ruw gemaakt...




2. Abstractie door de tijd en de krachten van de natuur

Ik woon in Brussel en wandel graag in de buurt van Zavel met zijn antiekwinkels en Afrikaanse kunstgallerijen. Het is niet voor de goed bewaarde of nieuwe beelden waar ik blijf stilstaan. Inetgendeel, in ben gefascineerd door de verminkte, afgeleefde, verweerde en ontsierde beelden. Hier heeft de tijd en de natuur het werk van de beeldhouwer verdergezet.


Er zijn van die magische momenten in dat verweringsproces van tijd en natuur. Een kantel-moment waar het origineel “ontwerp” niet meer is,  waar de pose vervaagt, het geslacht onherkenbaar is en de plastische expressie raadselachtig wordt.


Vanaf hier neemt de kijker het over en wordt zelf kunstenaar door zijn verbeelding. Figuratie neigt hier vaak naar abstraktie.


Dat is het ultieme moment dat ik wil vasthouden in mijn beelden in keramiek.


Hetgeen me ook treft, is dat wat ook de geografische origine van de beelden is,  ze na een tijd van verwering een “ultiem moment” bereiken waar ze allemaal op elkaar beginnen te gelijken en universele kunstwerken worden, gestroopt van hun origineel artistiek ontwerp en van elke politieke, culturele en religieuse betekenis.
 

In mijn werk imiteer ik graag tijd en natuur. Ik hak, ik snij, ik kras, ik hol uit, ik vervorm en soms gebruik ik afdrukken van stukken hout of van schors.


Na een eerste keer bakken op een relatief lage temperatuur van 900 graden overgiet en wrijf ik de stukken in met een engobe gemengd met kleurstoffen en ijzer-,koper- en mangaan- oxides en met witte vloeibare porcelein om zo een houttekstuur te bekomen : verweerd, afgeleefd, verbrand en beschadigd.





3. De roofvogels.

In de lente van 2012 heb ik een valkeniersopleiding gevolgd bij Anne Freudiger in Bretagne, in het mysterieuse woud van Brocéliande.  4 dagen aan een stuk hebben we gewerkt met dag- en nachtvogels. Met hun priemende en schichtige ogen, puntige snavels en klauwen als grijptangen lijken het gevaarlijke beesten.



Maar, al bij het eerste contact blijken het heel zachte dieren, een beetje verlegen en zelfs terughoudend.



Maar altijd heel impressionnant!




Dit lichamelijk contact met uilen en valken heeft een sterke indruk op me gelaten en inspireert me nu nog. 




De eerste beelden met dit thema zijn “kerkuil”, “vleugels en kop”, “vlucht”, “arendman”, en ook een beetje in “vlinder-eenhoorn” en “juffervrouw”.



 


 


4. Echte beenderen in mijn sculpturen.


In de zomer van 2014 liep ik zoals wel vaker maar wat rond op de rommelmarkt in de Marollen van Brussel. Er was daar een verkoper van schelpen, mineralen en drijfhout. Uitgestald op zijn mat lag ook een hoopje beenderen, ribben, shouderbeenderen en kootjes van een ruggewervel… Ik was ontroerd door de schoonheid van de vormen van die beenderen, perfecte rondingen en interessante openingen, ze waren allemaal hetzelfde maar ook verschillend in hun afwerking en elegantie. Voor een paar euros heb ik er een zakje beenderen gekocht zonder te weten waarom en wat ik er mee zou gaan doen. (De verkoper had me wel gegarendeerd dat het geen menselijke beenderen waren!)

Het creatieve proces was in gang gezet en begon zich beetje bij beetje op te dringen in mijn hoofd! Natuurlijk, ik kon die beenderen gebruiken in mijn keramieksculpturen. En nee, dat is niet “morbide”, beenderen worden al sinds het begin der beschavingen gebruikt in de kunst. Meer nog, het is een uiting van respect voor het dier dat we hebben geslacht en opgegeten. Een artistieke wedergeboorte als bedanking!

Uit dat idee en interesses zijn mijn Metamorphoses ontstaan. De transformatie van een hoopje mineraal en vegetaal (de klei) naar een dierlijke vorm. Het dode dier vergaat tot stof en aarde en uit zijn as herrijst een nieuwe vorm in evolutie, vis, amphibie, reptiel, vogels… zoogdieren. In mijn Metamorphoses probeer ik een moment van deze transformatie uit te beelden zonder dat het echt duidelijk is welk moment. Toeschouwers vragen me vaak wat het is, wat een Metamorphose  voorstelt. Ik antwoord dat ik het zelf niet weet en dat het aan hen is om het me te vertellen. En dan begint hun verbeelding te spreken : “Ik zie een insect met antennes, en daar een een vissenkop, en vleugels van een vlinder. Een vreemd dier met een wervelkolom en daar een voorhistorische trilobiet…”








De techniek is nog altijd dezelfde. Ik begin met een pak klei en ik hol uit, snij, trek uit, duw, sla, haal weg en voeg klei bij.



Maar de moeilijkste fase blijft het leegmaken van de vorm want het werk moet hol zijn voor het in de oven gaat. Soms moet ik mijn werk in meerdere stukken snijden om het te kunnen uithollen en het daarna weer aaneen te kleven met klei slib. Dit is nauwkeurig werk want er mag geen enkele opgesloten luchtbel zijn want anders zou het werk in de oven uiteenspatten. Er moeten ook genoeg kanalen gemaakt worden waardoor de lucht kan ontsnappen. De beenderen worden na het bakken en emailleren op de werken gekleefd. Logisch, want al het organisch materiaal brandt volledig weg op 1250 graden.

5. De wervelkolom

De wervelkolom komt vaak terug in mijn werk. Vaak masseer ik de pijnlijke rug van mijn vrouw. Ik sluit dan mijn ogen en concentreer me op wat ik voel en zo ontdek ik met vingers, duim en hand haar wervelkolom, schouderbladen en ribben. Die vormen en bewegingen heb ik me volledig ingeprent en worden automatismen als ik met klei werk. Vooral het werk met de duimen zijn heel opvallend aanwezig in mijn metamorphoses.


  

  


6. De eigenschappen van de klei

Soms komt de creatie vanzelf. Dan ben ik niet op zoek naar een of andere vorm of figuur maar probeer ik te spelen met de eigenschappen van de klei zelf. 
Ik experimenteer met het toevoegen van verschillende hoeveelheden waardoor de klei groffer wordt maar halfdroog ook mooi openbreekt met diepe groeven en kloven. 





Chamotte is gebakken klei die tot fijn gruis gemalen is. Door de chamotte wordt de klei beter hitte(verschil)bestendig en zal minder snel breken in de oven of bij "primitief" stoken.

Of ik begin met een volle blok klei en boetseer, knijp erin, klop erop met een stuk hout, snijd stukken weg en kerf erin met een keukenmes, duw gaten met mijn vingers of een stok... tot er een vorm komt die me bevalt. En vanuit die vorm werk ik verder tot ik en de klei uiteindelijk hebben beslist wat het zal worden.